Aanpassingen voor mensen met een beperking in de samenleving

Volgens het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is een handicap het gevolg van belemmeringen in de samenleving. De samenleving dient zich dus aan te passen. Het verdrag maakt onderscheid tussen drie niveaus van aanpassingen:

  1. Algemeen beleid. Je maakt zo veel mogelijk aanpassingen voor een zo groot mogelijke groep. Voorbeelden zijn een toegankelijk openbaar vervoer, technologische ondersteuning, digitale voorzieningen, inrichting van openbare ruimtes op verminderde mobiliteit en visusbeperkingen, belastingwetgeving, de situatie waarin er uitsluitend regulier onderwijs is voor mensen met en zonder een beperking, financiering van de zorg met een PGB, en gehandicaptensporten.
  2. Specifiek beleid, dat zich richt op bepaalde groepen. Voorbeelden hiervan zijn gespecialiseerde gezondheidszorg, aangepaste hulpmiddelen als rolstoel en fietsen en reisbegeleiding met techniek, het systeem voor vervoer buiten de regio voor reizigers met een mobiliteitsbeperking, extra uitkeringen ter compensatie van meerkosten, het speciaal onderwijs en het bouwen van aangepaste woningen binnen wijken bij de aanleg van een wijk.
  3. Individuele aanpassingen. Voorbeelden zijn persoonlijke ondersteuning binnen het onderwijs, het speciaal vervoer in busjes en taxi’s, aanpassing van de werkplek en behandeling en training op vaardigheden en gedragsregulatie.

Het VN-verdrag is helder in zijn voorkeur: zo veel mogelijk algemeen beleid, zo min mogelijk specifiek beleid en individuele aanpassingen.

Zie verder: Publicatie par. 2.3 en UN, 2006, 2007 (Pdf’s)