Werken

Werken: vijf adviezen voor beleidsmakers

Werken is voor de mens van essentieel belang. Dat komt omdat werken een directe relatie heeft met het vervullen van de basisbehoeften. In de Publicatie is in hoofdstuk 6 de inclusieve route naar werken uitgewerkt. Voor iedereen geldt natuurlijk dat werken belangrijk is voor een goed leven, daarom wordt dit hoofdstuk, in paragraaf 6.5, afgesloten met vijf adviezen voor beleidsmakers. Deze luiden als volgt.

  1. Neem bij het bieden van ondersteuning voor werk altijd de mens als uitgangspunt en realiseer voor iedereen optimaal de vier factoren van gezond werk die door de WRR zijn genoemd: waardering en beloning, autonomie en zeggenschap, de aanwezigheid van sociale relaties en de benutting van talenten. 
  2. Realiseer op alle niveaus een integrale aanpak:
    – Op persoonlijk niveau: heb oog voor de samenhang tussen werk en andere levensdomeinen, waaronder wonen en onderwijs/scholing. Werk is immers een onderdeel van het totale bestaan.
    – Binnen het gemeentelijk apparaat: realiseer samenwerking en afstemming tussen de afdelingen Wmo en Werk & Inkomen.
    – Met externe partijen: iedere stakeholder (gemeente, UWV, zorgkantoor) is verantwoordelijk voor een stukje van het ondersteuningsproces; organiseer het overstijgende en de regievoering. 
  3. Onderzoek van iemand met een arbeidsbeperking ruim voor het bereiken van het achttiende jaar werkwensen en werkperspectief, zodat de persoon zich door middel van specifieke, aanvullende opleiding en training al in de richting van het beoogde werk kan ontwikkelen. Hiermee kan stilstand in de persoonlijke ontwikkeling worden voorkomen. 
  4. Maak in arbeidsorganisaties werk van ‘inclusief HRM’, waardoor niet alleen naar oplossingen wordt gezocht als er problemen zijn met het functioneren van een medewerker maar ook actief op zoek wordt gegaan naar mogelijkheden om alle medewerkers, met al hun verschillende achtergronden, optimaal te laten presteren en floreren en op een maximale manier waarde toe te laten voegen aan de organisatie. 
  5. Voer systematische monitoring uit:
    – Monitor de algemene werkgelegenheidssituatie van alle groepen mensen met een beperking. Besteed bij die monitoring aandacht aan specifieke groepen waar de werkgelegenheid bijzonder laag is, zoals bij vrouwen met een beperking en mensen met een ernstige beperking.
    – Monitor de ‘resultaten’ van dagbesteding, c.q. de ontwikkeling van deelnemers en hun mogelijkheden om stappen op het gebied van werk te zetten.
    – Monitor de mate waarin wordt voldaan aan het VN-verdrag. De elf maatregelen uit artikel 27 van het verdrag (zie par. 6.2.1) kunnen hierbij als checklist en toetsingskader worden gebruikt.