Aan het eind van de rustige laan waarin ik woon, is een woonvoorziening voor zo’n twintig jonge mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking. Een tamelijk ouderwetse: ieder heeft een kleine eigen kamer en verder is het ‘alles in de groep’. ’s Ochtends en ’s middags rijden busjes af en aan om de bewoners bij school of dagbesteding af te leveren of weer thuis te brengen.
We leven zo’n beetje gemoedelijk naast elkaar in onze laan, zij en wij, de andere bewoners. Bij mooi weer komen ze op straat langs, meestal in een kleine, vrolijke karavaan van wandelaars en rolstoelers. De enige reguliere voorzieningen waarvan men gebruik lijkt te maken, zijn Albert Heijn en Plus. Kortom, alles is hier zoals tien jaar geleden, ondanks de mooie woorden over participatie en deelname aan de samenleving in de beleidsstukken van het centrale bureau van de organisatie. Van inclusie is hier nauwelijks sprake.
Maar toch. Deze maand organiseren zij een barbecue waarvoor zij ‘buurtbewoners, verwanten en naasten uitnodigen om hier gezellig bij te zijn’, aldus de mail die ik ontving omdat ik vrijwilliger van een van de bewoners ben. Natuurlijk ga ik daarheen, en ik zal de andere bewoners in de laan aansporen om datzelfde te doen. Een mooi initiatief, dat doen deze professionals toch maar, met al het personeelstekort dat er is. Gaan we hier dan toch een stapje maken op weg naar meer inclusie?